Wanneer moet de werkgever het salaris uitbetalen?
De werkgever moet het reguliere loon betalen voor of op de dag die in de individuele arbeidsovereenkomst, de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of het arbeidsvoorwaardenreglement (avr) is afgesproken. Is er geen cao of avr van toepassing en staat er niets in de arbeidsovereenkomst? Dan moet het salaris uiterlijk op de laatste dag van de gewerkte periode (week of maand/vier weken) worden uitbetaald.
Uitstel mogelijk
Werkgever en werknemer kunnen ook samen vastleggen dat de uitbetaling pas later plaatsvindt. Daarbij gelden wel wettelijke termijnen. Bij een weekloon mag betaling nooit langer duren dan een maand, bij een maandloon nooit langer dan een kwartaal.
Verhoging bij te laat betalen
Overschrijdt de werkgever de uitbetalingsdatum met meer dan drie dagen? Dan moet de werkgever een verhoging betalen tot maximaal 50% van het periodeloon. De verhoging is als volgt opgebouwd:
- geen verhoging tot en met de derde werkdag na de afgesproken uitbetaaldatum;
- 5% per dag voor de vierde tot en met de achtste werkdag;
- daarna 1% voor elke volgende werkdag met een maximum van 25 dagen.
De werknemer moet wel zelf naar de rechter stappen om de verhoging te krijgen. De rechter kan die verhoging matigen. De werkgever hoeft de verhoging niet te betalen als hij kan aantonen dat de vertraging van de salarisbetaling niet zijn schuld was.
In gebreke stellen
Betaalt de werkgever het loon helemaal niet? Dan kan de werknemer de werkgever schriftelijk vragen om het achterstallige loon uit te betalen. Dat heet ‘in gebreke stellen’. Als de werkgever daar niet op reageert, dan kan je als werknemer een loonvordering sturen via een aangetekende brief. Als OR kun je niet namens individuele werknemers optreden, maar je kan een individuele werknemer natuurlijk wel helpen of doorverwijzen.