Verschil tussen werknemer en zzp’er in wet vastgelegd
Het verschil tussen werknemer en zelfstandige wordt in het Burgerlijk wetboek vastgelegd. Wordt een zzp’er aangestuurd in het werk en loopt hij geen ondernemersrisico, dan is het geen zzp’er, maar een werknemer en die heeft recht op de zekerheden die daarbij horen. In de wet komt ook te staan dat een zzp’er die minder dan € 36 per uur verdient een beroep mag doen op werknemerschap. De bewijslast daarvan ligt bij de werkgever. Die moet aantonen dat er toch echt geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. maar van zelfstandigheid.
Rechtsvermoeden van werknemerschap
Als de werkgever het ‘rechtsvermoeden van werknemerschap’ niet kan weerleggen, dan is er sprake van een arbeidsovereenkomst en daarmee van schijnzelfstandigheid. De (voormalig) zzp’er krijgt dan alsnog recht op de voordelen die iedere werknemer heeft, zoals vakantie en verlof. Loondoorbetaling bij ziekte, ontslagbescherming, rechts op een werkloosheidsuitkering en een vangnet bij arbeidsongeschiktheid. De werkgever moet de daarvoor verschuldigde premies en belastingen betalen. Zzp’ers kunnen wel een beroep doen op het rechtsvermoeden, uitvoeringsinstanties zoals het UWV of de Belastingdienst niet.
Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar)
Dat blijkt uit het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) dat het kabinet op 7 juli heeft ingediend bij de Tweede Kamer. Feitelijk is de Vbar een aanpassing van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op twee punten:
- Artikel 610 wordt aangevuld met van met twee extra leden. De eerste toevoeging is dat er sprake is van werknemerschap (dienstverband) als de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke of organisatorische sturing door een werkgever of als de werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht, dan wel in mindere mate dan dat er sprake is van sturing. Per algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden de criteria van wat een arbeidsrelatie is nader uitgewerkt.
- Een nieuw artikel 610a BW gaat over het invoeren van een rechtsvermoeden van werknemerschap als een opdrachtnemer (zzp’er) minder dan het vastgesteld honorarium van € 36 per uur verdient. Overigens bijzonder dat een specifiek bedrag van € 36 wordt vastgelegd, want door inflatie wordt dit bedrag steeds minder waard, en is er telkens een wetsaanpassing nodig om te indexeren.
Inwerkingtreding per 1 juli 2026
Als de Tweede Kamer instemt met het wetsvoorstel gaat het door naar de Eerste Kamer. Stemt ook die in, dan kan de wet per 1 juli 2026 in werking treden. De Vbar maakt onderdeel uit van het arbeidsmarktpakket, een hervorming van de arbeidsmarkt die volgt uit het advies van de commissie Borstlap uit 2020 en het akkoord dat kabinet, vakbonden en werkgevers in 2023 sloten. Dat pakket moet werkenden meer zekerheid te geven en tegelijkertijd ondernemers ruimte bieden zich makkelijk kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden.