
Congrescentrum Reehorst discrimineert vrouwen met hoofddoekjes
Congrescentrum Reehorst discrimineert op basis van godsdienst door sollicitanten niet aan te nemen vanwege hun hoofddoek en door werknemers die weigeren hun hoofddoek af te doen niet meer in te roosteren. Ook is er sprake van ‘discriminatoire bejegening’ door vragen te stellen als ‘Vind je het echt nodig om een hoofddoek te dragen?’. Dat stelt het College voor de rechten van de mens in een uitspraak van 15 mei op basis van meldingen van verschillende vrouwen. De uitspraak geeft inzicht wat in ieder geval niet kan in de omgang met sollicitanten en medewerkers.
Afwijzen sollicitanten en niet meer inroosteren medewerker
De meldingen waren gedaan bij antidiscriminatiebureau Vizier, die de klachten heeft doorgespeeld aan het college. Twee melders geven aan dat zij niet zijn aangenomen op de afdeling housekeeping wegens hun wens een hoofddoek te dragen tijdens werktijd. Een ander meldt dat zij niet meer is ingeroosterd op diezelfde afdeling, nadat zij weigerde te voldoen aan een verzoek om haar hoofddoek tijdens werk niet te dragen. Ook zijn er vragen gesteld aan medewerkers over het nut en de wenselijkheid van het dragen van een hoofddoek. Een voormalig HR-supervisor van de Reehorst bevestigt de verhalen van de melders en meldt ook haar eigen ervaringen bij het hotel.
Discriminatie op basis van godsdienst
Het College oordeelt dat de wens om een hoofddoek te dragen tijdens werktijd bij de Reehorst een rol gespeeld heeft bij het niet aangaan of beëindigen van een arbeidsovereenkomst. Dat is discriminatie op grond van godsdienst en dat is verboden. Onder het begrip godsdienst valt niet alleen het recht om een bepaalde geloofsovertuiging aan te hangen, maar ook het recht om je volgens die geloofsovertuiging te gedragen. Een werkgever mag een sollicitant of een werknemer dus niet discrimineren vanwege het dragen van een hoofddoek.
Vragen met negatieve ondertoon
Daarnaast had een leidinggevende ook vragen gesteld aan bestaande medewerkers met een hoofddoek, zoals ‘Vind je het echt nodig een hoofddoek te dragen?’. Volgens het college ligt onder zo’n vraag de veronderstelling dat het beter zou zijn om geen hoofddoek te dragen. Daarmee krijgen die vragen een negatieve ondertoon. Bovendien is er sprake van een machtsverhouding tussen leidinggevende en werknemer. Binnen die context zullen vragen eerder als negatief of dwingend worden ervaren dan daarbuiten, stelt het college. En dat is discriminatoire bejegening op de werkvloer.
Discriminatoire bejegening
Er is sprake van discriminatoire bejegening wanneer de manier waarop mensen met elkaar omgaan, of de situatie, ervoor zorgt dat iemand vanwege een persoonskenmerk in een negatief daglicht wordt geplaatst. Het college erkent wel dat niet elke vraag die een werkgever of leidinggevende stelt over het dragen van een hoofddoek verboden. Als een vraag bijvoorbeeld alleen voortkomt uit interesse en als daar geen impliciet of expliciet negatief of minderwaardig oordeel of signaal vanuit gaat, dan hoeft er geen sprake te zijn van discriminatie. [Oordeel 2025-45]