Nieuws
Publicatiedatum: 30 september 2024 | Geschreven door: Janneke Zoutenbier

Kabinet ruimt fiscale obstakels voor werknemersaandelen op

Ook al blijven werknemersaandelen een zaak tussen werkgever en werknemer, het kabinet wil toch kijken of ze fiscale obstakels daarbij uit de weg kan ruimen. Dus gaat de belastingdienst kijken naar een meer gestandaardiseerde waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven – ter bepaling van de waarde van de aandelen en de waardestijging – en naar nieuwe richtlijnen voor de afwaardering van aandelen van niet-beursgenoteerde bedrijven met een zogenaamde lock-up, waardoor er een waarde verminderend effect is.

Motie Bontenbal-Marijnissen

Dat blijkt uit een brief van staatssecretaris Idsinga van Financiën van 23 september in reactie op een motie van de Tweede Kamerleden Bontenbal (CDA) en Marijnissen (SP) van een jaar geleden. Zij hadden het vorige, demissionaire kabinet verzocht om samen met werkgevers en vakbonden uit te zoeken welke fiscale obstakels er zijn die financiële werknemersparticipatie in de vorm van aandelen of certificaten belemmeren. En of er manieren zijn om ook vanuit de overheid winstdeling door bedrijven te stimuleren.

Meer motivatie en binding

Werknemersparticipatie leidt net als winstdeling tot een hogere motivatie van werknemers, meer binding met het bedrijf en het behoud van werknemers. Werknemers voelen zich meer betrokken omdat ze delen in winsten (en verliezen) van het bedrijf. Er zijn verschillende vormen van financiële participatie: een individuele winst-gerelateerde bonus, een collectieve winstdeling voor alle werknemers en aandelen(opties) voor werknemers. In dat laatste geval kopen of krijgen werknemers certificaten van aandelen, waarbij wel het economische voordeel aan de werknemer toekomt, maar hij geen stemrecht heeft.

Geen sturende rol

Het pleidooi voor een bredere financiële werknemersparticipatie is niet nieuw. Op 9 december 2022 reageerde het toenmalige kabinet al positief op Kamervragen om meer financiële werknemersparticipatie. Maar, zo stelde de regering toen en nu, arbeidsvoorwaardenoverleg en loonvorming zijn primair zaken tussen werkgevers en werknemers. En daarin wenst het kabinet geen sturende rol te spelen, door bijvoorbeeld bepaalde vormen van loon meer te stimuleren dan andere vormen. Werknemersparticipaties worden fiscaal beschouwd als loon en evenals iedere andere vorm van loon progressief belast in box I.

Fiscale knelpunten

Toch wil de regering bijdragen aan meer werknemersparticipatie door fiscale knelpunten uit de weg ruimen bij de ingewikkeldste vorm: werknemersaandelen of -certificaten. Uit de brief van Idsinga blijken de volgende fiscale knelpunten:

  1. Beperkte bekendheid.Werkgevers blijken vaak niet bekend zijn met de mogelijkheid van financiële werknemersparticipatie. Het vergroten van bekendheid zou tot een toenemend gebruik kunnen leiden. Hier ligt een rol voor de werknemers- en werkgeversvertegenwoordigingen, zegt de staatssecretaris.
  2. Lastige waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven.En die is wel nodig, zowel voor het moment waarop de werknemer de financiële participatie ontvangt (dan wordt het als loon in box 1 belast), als daarna, wanneer de waarde van het aandeel periodiek geijkt moet worden (en belast wordt in box 3). De waardering is moeilijk te vangen in één algemeen toepasbare formule, want afhankelijk van diverse factoren, zoals de branche, de cashflow, het kapitaal en de mate van vreemd vermogen. Toch gaat de belastingdienst kijken naar een breed toepasbare preferente waarderingsmethode
  3. Geen richtlijn voor afwaardering aandelen met lock-up. Aandelen of certificaten voor werknemers worden vaak uitgegeven met een zogenaamde lock-up-periode. In die tijd mogen de aandelen niet worden verkocht. Dat heeft een duidelijk waarde verminderend effect. Het kabinet is bereid een richtlijn op te stellen voor de afwaardering van de fiscale waarde van werknemersaandelen met een vervreemdingsverbod voor niet-beursgenoteerde bedrijven.
  4. Te lange doorlooptijd bij de belastingdienst.De meeste bedrijven die werknemersaandelen willen gebruiken, leggen dat eerst voor aan de belastingdienst. Het gaat om verzoeken om vooroverleg over de waardering van niet-beursgenoteerde bedrijven. Het lukt de belastingdienst vaak wel om binnen de termijn van acht weken een algemene reactie te geven, maar voordat er een definitieve reactie is, zijn er vaak meerdere besprekingen nodig en de dienst heeft beperkte capaciteit. Wellicht gaat dat sneller met de beloofde nieuwe waarderingsmethode en een afwaarderingsrichtlijn.
  5. De nieuwe box III-heffing op waardevermeerdering. De plannen voor een nieuwe vermogensaanwasbelasting in box III leidt tot een negatieve impact op werknemersparticipaties. Dit zou ertoe kunnen leiden dat werknemers al belasting dienen te betalen over de waardestijging van de aandelen zonder dat de werknemers een contante opbrengst hebben ontvangen.
  6. De niet-aftrekbaarheid werknemersparticipaties in de vennootschapsbelasting. Voor werkgevers zijn schenkingen van aandelen of certificaten niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting. Dat was het ooit wel tot en met 2016, maar dat koste toen € 110 miljoen, en die is ingewisseld voor een lager vpb-tarief. Het kabinet is op dit punt niet van plan aanpassingen in te doen.