Nieuws
Laatst gewijzigd op: 1 september 2025 | Geschreven door: Redactie Performa OR
Rechtszaak

Rechter: OR heeft instemmingsrecht bij thuiswerkregeling

Het is vaak onduidelijk: heeft een nieuwe of gewijzigde thuiswerkregeling wel of niet de instemming nodig van de ondernemingsraad. Maar nu niet meer. De kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam heeft onlangs bepaald dat instemmingsrecht van de OR van toepassing op de hele thuiswerkregeling, zolang die raakt aan de onderwerpen genoemd in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR).

Nietigheid ingeroepen

De zaak gaat om een computerzaak waar de regel was dat medewerkers minimaal twee dagen per week op kantoor werken. De bestuurder wilde dit veranderen naar drie dagen. Hij verschilde van mening met de OR of dit voorgenomen besluit de instemming van de OR nodig had en voerde het besluit uit. De OR riep direct de nietigheid in van het besluit, waardoor het besluit niet uitgevoerd mag worden. De bestuurder legde het besluit alsnog voor aan de OR, maar die stemde er niet mee in. Toen besloot de bestuurder de kantonrechter te vragen om vervangende toestemming, waarbij de OR gepasseerd kan worden.

Geen vervangende toestemming

De kantonrechter ging echter mee in het standpunt van de OR dat het besluit wel degelijk instemmingsplichtig is en verleende de bestuurder geen vervangende toestemming. Een regeling voor thuiswerken of hybride werken valt volgens de rechter onder een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden (artikel 27 lid 1d WOR). De reden is dat de arbeidsomstandigheden nu eenmaal wezenlijk anders tussen iemand die op kantoor of thuis werkt. Bij thuiswerken is geen sprake van reizen, het werk is flexibeler is in te delen, de werkomgeving kan naar eigen voorkeur aangepast en de werk/privé-balans verschilt van op kantoor werken [ECLI:NL:RBAMS:2025:3782].

Belangenafweging

De kantonrechter volgde de onderbouwing van de OR dat meer kantoordagen zouden leiden tot extra (reis)kosten voor werknemers, een minder goede privé-werkbalans en minder flexibiliteit dan bij het thuiswerken. Uit een achterbanraadpleging bleek dat een overgrote meerderheid van het personeel het thuiswerken in de huidige vorm wilde behouden. Die belangen wogen volgens de kantonrechter zwaarder dan de belangen van de werkgever, namelijk het verhogen van de productiviteit en creativiteit van het personeel en het verbeteren van de sociale cohesie en loyaliteit. Ook het beroep van de werkgever op zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, -economische of -sociale redenen wees de kantonrechter af.

Jurisprudentie

De nieuw uitspraak verandert de jurisprudentie, de uitleg van de wet en de gerechtelijke uitspraken die daar over zijn gedaan. Medezegenschapsjuristen gingen er tot deze uitspraak van uit dat vaak niet de hele thuiswerkregeling, maar onderdelen daarvan instemmingsplichtig zijn. Zo’n regeling kan namelijk effect hebben op de werktijden, de privé-werkbalans, de manier van beoordeling, het werkoverleg, het verwerken van persoonsgegevens of de controle van de thuiswerker. Voor die onderdelen kan instemmingsrecht gelden op grond van artikel 27 lid 1b, d, g, i, k of l.

Hoge Raad

Een andere rechter in een ander geval kan er overigens ook weer anders over oordelen. Zo is deze uitspraak wezenlijk anders dan een eerdere van de Rechtbank Den Haag uit 2021. Daar was het oordeel dat een thuiswerkregeling niet expliciet wordt genoemd in artikel 27 WOR en daarom niet onder dit artikel valt [ECLI:NL:RBDHA:2021:5312]. Op zich was dat weer strakker dan een uitspraak uit 2002 van de Hoge Raad. In de zaak Holland Casino is destijds bepaald dat je moet kijken naar het doel van de regeling om te beoordelen of er sprake is van instemmingsrecht van de OR [JAR 2003/18].