Checklists
Laatst gewijzigd op: 31 juli 2019

Vrije dagen en uit dienst treden

Iedere werknemer heeft recht op vakantiedagen. Maar wat nu als een werknemer uit dienst gaat nog voor hij deze dagen heeft opgemaakt? Daarover is vaak onduidelijkheid. Als OR-lid kunt u hierin een informerende rol spelen. Ook controleert u natuurlijk of uw bestuurder de (wettelijke) regels wel goed uitvoert.

Vakantiedagen

Het aantal dagen waarop een werknemer recht heeft, is wettelijk vastgelegd. Op jaarbasis heeft elke werknemer recht op vier keer het aantal dagen dat hij per week werkt. Bij een fulltime werkweek is dat dus vier maal vijf werkdagen, dus twintig dagen. Bij deeltijdwerk wordt de vakantieopbouw berekend naar rato. Deze vrije dagen worden ook wel de wettelijke vakantiedagen genoemd. Vaak hebben werknemers meer vrije dagen dan alleen de wettelijke vakantiedagen. Dat staat dan opgenomen in de individuele arbeidsovereenkomst, het personeelsreglement of in de cao. Extra vrije dagen bovenop de wettelijke vakantiedagen worden bovenwettelijke vakantiedagen genoemd.

Verschillen

Op het eerste gezicht is er geen verschil tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen. Ze staan immers beiden voor een doorbetaalde vrije dag. Toch is het belangrijk even stil te staan bij de verschillen. De regels rond bovenwettelijke vakantiedagen zijn namelijk veel soepeler. Zo kunnen werknemer en bestuurder samen overeenkomen om bovenwettelijke dagen uit te betalen. Ook is de houdbaarheid van de twee soorten vakantiedagen verschillend. Wettelijke vakantiedagen zijn, na het jaar waarin deze zijn opgebouwd, nog maar een half jaar geldig. Als u wettelijke dagen dus niet opneemt binnen anderhalf jaar, dan vervallen deze. Tenzij u kunt aantonen dat het praktisch onmogelijk was om vrij te krijgen. Voor bovenwettelijke vakantiedagen geldt een termijn van vijf jaar voordat deze komen te vervallen. Hiervan kan overigens in een cao wel afgeweken worden.

Vraag aan uw bestuurder of hij in de verlofadministratie onderscheid maakt tussen wettelijke en bovenwettelijke dagen. Is dit niet het geval? Adviseer uw bestuurder dan om dit wel te doen. Zo kunt u er zeker van zijn dat werknemers die verlof opnemen altijd eerst de kort houdbare wettelijke en daarna pas de bovenwettelijke vakantiedagen verbruiken.

Uitbetalen of betalen?

Bovenwettelijke vrije dagen mogen dus afgekocht worden als beide partijen daarmee instemmen. Wettelijke vakantiedagen niet, tenzij de werknemer uit dienst gaat en nog vrije dagen over heeft. Dan zijn er twee opties. De eerste optie is om bij uitdiensttreding de resterende dagen uit te betalen, dus ook de wettelijke vakantiedagen. De tweede optie is om de werknemer te vragen de vrije dagen op te maken in de opzegtermijn. Wanneer er dan nog vrije dagen overblijven, moeten deze uiteraard uitbetaald worden.

Als de werknemer bij uitdiensttreding meer vakantiedagen heeft gebruikt dan dat hij heeft opgebouwd, dan is de situatie als het ware omgekeerd. In principe mag de bestuurder niet de teveel opgenomen dagen verrekenen met het laatste salaris, tenzij dit duidelijk is afgesproken in een overeenkomst bijvoorbeeld de cao of een vakantiereglement. Op het laatste heeft u als OR instemmingsrecht.

Ouderschapsverlof

Naast de wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen zijn er nog allerlei andere soorten van verlof. Eentje daarvan die van invloed kan zijn bij uitdiensttreding, is ouderschapsverlof. Vanaf augustus 2022 is het ouderschapsverlof deels doorbetaald: maximaal 50% van het maximumdagloon voor een periode van negen weken in het eerste levensjaar van het kind. In het nieuwe coalitieakkoord heeft het nieuwe kabinet het voornemen opgenomen om deze vergoeding te verhogen naar 70% van het brutoloon. Hier is ook eerder door de Eerste Kamer een motie over aangenomen, bij de instemming van de wetswijziging.

Veel cao’s bieden een gunstige ouderschapsverlofregeling aan, waarbij een percentage van het verlof doorbetaald is. Vaak staat er hierbij een beding dat een werknemer die binnen een half jaar na gebruik van ouderschapsverlof uit dienst treedt, dit voordeel moet terugbetalen. Ook organisaties die niet onder een cao vallen, kunnen een dergelijke regeling opnemen in het personeelsreglement. Wil de bestuurder zo´n regeling invoeren, dan heeft u daar instemmingsrecht over.

OR: rechten en plichten

De OR heeft verschillende rechten rond werktijden, pauzes en vakantieregelingen. Vooral het instemmingsrecht in artikel 27, lid 1 van de Wet op ondernemingsraden (WOR) is relevant. De OR heeft slechts instemmingsrecht als de wet of de cao de ruimte laat voor een eigen regeling. De OR heeft wel altijd recht op informatie en kan het onderwerp op de agenda zetten.

Een samenvatting van de wettelijke rechten voor de OR rond vrije dagen:

wettelijke rechten OR PVT
informatie ja ja
initiatiefrecht ja nee
instemming ja nee
inschakelen deskundige ja ja, met toestemming

Informatie en overleg

Als u een goed beeld wilt krijgen van de vakantieregels in uw organisatie dan kunt u gebruik maken van het informatierecht. De bestuurder moet u de beschikbare informatie geven. Ook kunt u gebruik maken van het overlegrecht. Vooral als het gaat om voorvallen waar werkgever en werknemer niet uitkomen of als er vragen zijn over de vakantiedagen. Het spreekt voor zich dat de OR veel mag weten maar met die informatie vertrouwelijk dient om te gaan. U kunt ook informatie vergaren bij de achterban. De OR is bevoegd om een werknemer in een OR-vergadering uit te nodigen, zodat hij een toelichting kan geven.

Wil de OR aan de slag met een regeling waarin afspraken staan over vrije dagen en het uit dienst gaan? Laat dit dan uitwerken door de commissie Sociaal beleid, of een apart op te richten werkgroep.