
Flexwerkers krijgen meer contractuele zekerheid
Er komt meer zekerheid voor tijdelijke, oproep- en uitzendkrachten. Per 1 januari 2027 verdwijnt het nulurencontract en moet in elk oproepcontract een bandbreedte staan van het minimum en maximum aantal uren inroostering en beloning. Na drie tijdelijke contracten geldt geen wachttijd meer van drie maanden zoals nu, maar van vijf jaar, zodat draaideurconstructies niet meer aantrekkelijk zijn. En per 1 januari 2026 krijgen uitzendkrachten recht op ten minste gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden als reguliere werknemers. Dat zijn de kernpunten uit het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers, dat de regering op 19 mei heeft aangeboden aan de Tweede Kamer.
Oproep- en nulurencontracten
Vanaf 2027 verdwijnt het nulurencontract en moet in elk oproepcontract een bandbreedte staan van het minimum- en een maximumaantal uren. Het verschil mag maximaal 130% bedragen. Bij een minimum van 10 uur hoort dus een maximum van maximaal 13 uur. Roept een werkgever een werknemer voor meer uur dan het maximum op, dan mag die laatste die oproep weigeren. Blijkt het aantal uren structureel hoger dan het vastgelegde maximum, dan moet de werkgever een contract aanbieden met een meer uren. En dus wordt het minimum ook hoger. De nieuw regels gelden niet voor bijbanen van jongeren, scholieren en studenten.
Wachttijd draaideur naar vijf jaar
Tijdelijke contracten zijn voortaan alleen bedoeld voor tijdelijk werk. Daarom wordt het moeilijker voor werkgevers om gebruik te maken voor draaideurconstructies met tijdelijke contracten. In de huidige wet mag er na drie tijdelijke contracten zes maanden lang geen tijdelijk contract gegeven worden. Vanaf 2027 gaat de wachttijd naar vijf jaar. In collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) mogen wordt de mogelijkheid om van deze regel af te wijken beperkt.
Gelijke beloning en meer zekerheid uitzendkrachten
Uitzendkrachten krijgen vanaf 2026 het recht op minimaal dezelfde arbeidvoorwaarden als werknemers met een regulier contract. Dat is nu vaak al in de cao geregeld, maar komt nu ook in de wet te staan. De periode dat een uitzendkracht elke dag kan worden ontslagen of niet weet hoeveel uur werk er is, gaat van anderhalf jaar naar één jaar. Het nieuwe wetsvoorstel is al eerder voor inspraak ingediend door het vorige kabinet. Het maakt onderdeel uit van een groter arbeidsmarktpakket, gebaseerd op het rapport van de commissie Borstlap uit 2020 en het SER-advies uit 2021.