Gebruik van concurrentiebeding wordt ingeperkt
Werkgevers mogen straks alleen nog een concurrentiebeding bij een contract voor onbepaalde tijd opnemen als ze het ‘zwaarwichtig bedrijfsbelang’ van zo’n beding kunnen motiveren. Voor contracten voor bepaalde tijd geldt deze regeling al. Verder is een concurrentiebeding alleen nog rechtsgeldig als deze in duur en geografisch bereik is begrensd. Tot slot krijgt een werknemer een nog vast te stellen percentage van zijn laatstverdiende loon als de werkgever het concurrentiebeding inroept. Dat staat in een brief van minister Karien van Gennip van 2 juni aan de Tweede Kamer.
Bedrijfsdebiet
De minister wil een eind maken aan het nodeloos gebruik en houden van werknemers aan een concurrentiebeding. In veel arbeidscontracten en arbeidsvoorwaardenreglementen (avr) staat zo’n standaard concurrentiebeding, dat vaak niet noodzakelijk is. In dat geval staat zo’n beding een goede arbeidsmobiliteit in de weg. Van Gennip wil dat er alleen nog een concurrentiebeding mogelijk is als er ‘werkelijke bescherming nodig van een noodzakelijk bedrijfsbelang’, zoals bedrijfsgeheimen. In juridische termen heet dat een bedrijfsdebiet.
Noodzakelijkheid aantonen
Uit onderzoek blijkt dat ruim één op de drie werknemers aan een concurrentiebeding gebonden is. Veruit de meesten blijken geen enkele toegang te hebben tot kennis en relaties die de concurrentiepositie van de werkgever kunnen schaden. Voor hen is concurrentiebeding dus niet noodzakelijk, terwijl zij wel met de negatieve consequenties ervan te maken hebben als ze van baan willen veranderen. Eveneens een op de drie werkgevers neemt in elk arbeidscontract een concurrentiebeding op, vrijwel altijd een standaard clausule 35% van de werkgevers gebruikt het beding om personeel vast te houden, waar het beding nadrukkelijk niet voor is bedoeld.