Verbod hoofddoek op werk onder zeer strikte voorwaarden toegestaan
Alleen onder zeer strikte voorwaarden kan een werkgever zijn werknemers verbieden een hoofddoek te dragen op het werk. Het verbod moet in relatie staan tot de neutrale positie of doelstelling van het bedrijf, de motivatie moet zorgvuldig onderbouwd zijn, het verbod moet gelden voor alle zichtbare politieke, religieuze en filosofische uitingen en het verbod moet duidelijk vermeld staan in het personeelsreglement. Dat blijkt uit een recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie over twee zaken waarbij werknemers werden ontslagen omdat zij een hoofddoek op het werk droegen, terwijl dat niet was toegestaan. Volgens het Europees Hof was er in deze gevallen geen sprake van directe discriminatie.
Personeelsreglement
Overigens betekent dit niet dat Nederlandse werkgevers zomaar werknemers kunnen verbieden een hoofddoek of keppeltje te dragen of een katholiek kruis boven de deur te hangen. Wil de bestuurder toch onder zeer strikte voorwaarden zo’n verbod op religieuze, politieke of filosofische uitingen instellen? Dan moet dat dus worden vastgelegd in het personeelsreglement. Dat is meestal een aanvulling op de cao, maar soms ook een vervanging daarvan (als er geen cao van toepassing is). Officieel heeft u geen instemmingsrecht op het gehele reglement, alleen op die onderdelen die te vermeld staan in artikel 27 van de WOR. Een slimme OR kan echter met de bestuurder in een convenant afspraken vastleggen dat hun instemmingsrecht geldt voor het hele reglement, of juist adviesrecht heeft over de onderdelen die niet instemmingsplichtig zijn. Zo krijgt u medezeggenschap over het hele reglement.
Discriminatie
Een niet gefundeerd verbod van de werkgever of nare opmerkingen van medewerkers of leidinggevenden over collega’s met hoofddoeken, keppeltjes of tulbanden kunnen dus worden beschouwd als discriminatie. Vergeet niet dat u als OR een eigen rol in bij discriminatie op de werkvloer. Volgens artikel 28 van de WOR heeft de OR een stimulerende taak om arbeidsomstandigheden te verbeteren en dus ook discriminatie tegen te gaan. Bespreek incidenten van discriminatie daarom altijd met de bestuurder. Bij ‘geen gehoor’ kunt u als OR altijd nog naar de Nederlandse rechter of het College voor de Rechten van de Mens.