Rechter draait inleveren vakantiedagen terug
Een werkgever wil bezuinigen vanwege de coronacrisis. Daarom moeten de werknemers een deel van hun opgebouwde vakantiedagen over de jaren 2018 en 2019 vrijwillig inleveren. Ook is de opbouw van de bovenwettelijke verlofdagen de tweede helft van 2020 stopgezet. Tot slot gaan een aantal afgesproken loonsverhogingen per 1 april 2020 en 1 oktober 2020 niet door, maar worden deze verschoven naar januari 2021. De ondernemingsraad stemt in met de wijzigingen, na raadpleging van een deskundige.
Werknemers niet akkoord
Een groep van zes werknemers is het niet eens met het nieuwe beleid. Volgens hen voert de werkgever nu een eenzijdige wijziging van het contract door, zonder dat hier een zwaarwegende reden voor is. Uiteraard vindt het personeel de coronacrisis een bijzonder ernstige situatie, maar niet zo ernstig dat de gevolgen daarvan bij de werknemer op het bord moet komen. Volgens de werknemers zijn deze maatregelen niet nodig en zij starten dan ook een procedure bij de rechter.
Vakantiedagen
De rechter kan zich deels in de aanklacht van het personeel vinden, blijkt uit de uitspraak op 15 april 2021. Vakantie is volgens de rechter een belangrijke arbeidsvoorwaarde, omdat dit zorgt voor rust en herstel. Mede door vakantie kunnen medewerkers hun werk juist optimaal blijven vervullen. Daarom vindt de rechter het belang van werknemers om vakantiedagen op te nemen zwaarder wegen dan de financiële problemen van de organisatie. Belangrijk is hierbij dat verschillende werknemers sinds de start van corona gewoon doorwerken en sommige werknemers het ook nog extra druk hebben doordat een aantal collega’s geen nieuw contract krijgen.
‘loonoffer’
Wél gaat de rechter mee in het verzoek van de werkgever om de loonsverhogingen uit te stellen. In het geval van de lonen weegt de acute financiële situatie van het bedrijf wel zwaarder dan de (toekomstige) financiële positie van het personeel. Hierbij weegt mee dat de OR haar instemming geeft voor de plannen, zelfs na raadpleging van een deskundige. Volgens de rechter is er van een loonoffer geen sprake. Ook hebben werknemers een deel van de uitgestelde loonsverhoging van april 2020 al in december 2019 ontvangen. Daarbij is het doorschuiven van de rest van de loonsverhogingen geen permanente maatregel, maar een eenmalige noodzaak.