Nieuws
Publicatiedatum: 22 maart 2021 | Geschreven door: Wander de Groot
Mondkapje

Werknemer krijgt € 36.000 aan vergoeding en achterstallig loon om weigeren mondkapje

Het weigeren van een mondkapje door een werknemer kreeg voor de werkgever een duur staartje. Door het mondkapje te weigeren kreeg de werknemer geen loon meer en mocht hij de werkplek niet meer betreden. Maar toen de werkgever het ontslag wilde regelen bij de rechter, eiste de werknemer een nabetaling van achterstallig salaris. Hij zou al jaren structureel zijn onderbetaald.

Non-actief

Een chauffeur van een banketbakkerij moest net als alle andere medewerkers een mondkapje dragen, maar hij weigerde. De werkgever zette daarop de loonbetaling stop en stelde werknemer op non-actief. Via een kort geding oordeelde de rechter dat de werkgever terecht was gestopt met de loondoorbetaling en de weigering tot de werkplek. Het verplicht stellen van het dragen van een mondkapje voor de werknemers valt onder het instructierecht van de werkgever en was hiermee een redelijke eis.

Ontslag

De werkgever wilde de werknemer ook laten ontslaan via de rechter. Dat moest in een bodemprocedure, waarvan op 5 maart de uitspraak was. Hier oordeelde de rechter dat dit niet kon op dezelfde grond van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Wel op grond van een inmiddels verstoorde arbeidsverhouding. Maar die verstoring lag volgens de rechter ook aan de werkgever: die had nagelaten de verhouding met de werknemer te herstellen. Dat betekende dat de werknemer naast een transitievergoeding van € 2.959 ook recht had op een billijke vergoeding van € 3.000.

Achterstallig loon

Daarmee was de kous niet af. Ook de werknemer had nog een verzoek gedaan: de werkgever had hem niet conform de cao betaald en dus eiste hij achterstallig salaris. Daar ging de rechter geheel in mee. De werknemer, die sinds 19 mei 2014 werkte bij de bakkerij, was structureel onderbetaald. Ook was het loon door de jaren heen niet meegegroeid zoals het functieschalensysteem van de cao dat voorschreef. De rechter kende de werknemer een bedrag toe aan achterstallig cao-loon van € 25.180, plus 8% vakantiegeld en een wettelijke verhoging van 15%.