Kabinet ondersteunt versterking Europese ondernemingsraad
Het kabinet onderschrijft de belangrijkste wijzigingsvoorstellen van de Europese Commissie om de positie van Europese ondernemingsraden (EOR) te verstevigen. Bestuurders van ondernemingen met een EOR moeten voortaan verplicht schriftelijk reageren op een EOR-advies voordat ze een besluit kunnen uitvoeren. Geheimhouding mag alleen nog gemotiveerd worden opgelegd. Er komen boetes als de bestuurder de EOR niet of onvolkomen informeert of raadpleegt. En de OR mag ook bij schikkingen alsnog naar de rechter stappen.
60 EOR’en
Dat blijkt uit een brief van de minister Bruins-Slot van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 1 maart. Daarin staat de kabinetsreactie op de voorstellen van de Europese Commissie van 24 januari. Die zijn al een stuk minder vergaand dan de wensen van het Europees parlement uit 2023. De nieuwe voorstellen moeten eerst nog goedgekeurd worden door parlement en lidstaten en vervolgens in nationale wetgeving worden vastgelegd. Een lang traject dus, met impact voor de naar schatting 60 Europese ondernemingsraden die in Nederland actief zijn.
Vrijwillige en verplichte EOR
Enige echte punt van kritiek is dat het kabinet geen voorstander is van boetes. Die zijn er nu ook niet in de Wet op de ondernemingsraden (WOR) en de Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR). Geen bezwaar heeft het kabinet tegen het voorstel dat vrijwillige EOR’en, die al dateren van voor de invoering van de verplichte EOR in 1996, voortaan ook onder de richtlijn vallen en zich dus kunnen beroepen op de rechten van verplichte EOR’en. Ook geen bezwaar is er tegen het voorstel dat als een bestuurder te traag is met de oprichting van een EOR, er automatisch eentje wordt ingesteld.
Bijzondere onderhandelingsgroep (BOG)
De procedure voor oprichting is dat een bestuurder voor de oprichting van een nieuwe EOR eerst een Bijzondere Onderhandelingsgroep (BOG) opricht. Die onderhandelt over de rechten en faciliteiten van de EOR. De Europese Commissie wil dat de BOG voortaan uit minimaal 40% mannen en 40% vrouwen bestaat, zodat de uiteindelijke EOR ook een betere afspiegeling krijgt. Hoewel het kabinet dat principe ondersteunt, geeft het ook aan dat dit in de praktijk niet haalbaar zal zijn. Bij internationale concerns mag elke lidstaat met een vestiging vaak maar een of twee afgevaardigden leveren voor de EOR. De diversiteit binnen de EOR is en blijft dus moeilijk te sturen.